Antwerpen is één van de weinige grote Westeuropese steden, gelegen aan een grote rivier, die het zonder een rivierbrug moet stellen. Daar zijn verschillende redenen voor. In de eerste plaats is de Schelde ter hoogte van Antwerpen tussen 350 en 500 meter breed. Een afstand die pas de laatste eeuwen bouwtechnisch overbrugbaar is.

“In eu ultricies lacus. Phasellus non ante nec neque imperdiet congue. Donec sed lectus eu mi tincidunt rhoncus non a metus. In hac habitasse platea dictumst”

Bovendien lag de Scheldestad vanaf de Middeleeuwen op de grens van het hertogdom Brabant (waar de stad toe behoorde) en het Graafschap Vlaanderen. Met de Schelde als natuurlijke grens, was de noodzaak niet groot om een overbrugging te maken. Wel lag er ten tijde van het landvoogdschap van Alexander Farnese in de 17e korte tijd een vlotbrug. Het gebied op Linkeroever was overigens voor het grootste deel onbebouwd.

Pas in de eerste decennia van de 20e eeuw werd de Linkeroever ingelijfd bij de stad Antwerpen. Maar buiten het Vlaams Hoofd (een oude versterking op de plaats waar nu het Frederik Van Eeden ligt) en het eindpunt van de Spoorlijn Antwerpen-Gent stelde Linkeroever nog altijd niet veel voor. De enige oeververbinding was de Sint Annekesboot. Verschillende plannen voor spoorwegbruggen over de Schelde belandden overigens tijdens het einde van de 19e eeuw in de prullenmand.

Maar daar kwam in de jaren ’30 verandering in. De ontwikkeling van Linkeroever werd ter hand genomen door de intercommunale IMALSO, die een voetgangerstunnel en autotunnel liet bouwen.

De befaamde Franse architect Le Corbusier werd aangetrokken om een ontwikkelingsplan voor het gebied te tekenen, met onder andere een grote hangbrug ter hoogte van het Zuid. Le Corbusier’s plannen stierven echter een stille dood.

Na de tweede Wereldoorlog zorgde de stadsvlucht voor een beperkte uitbouw van de Linkeroever. Met het stijgende autoverkeer werd een nieuwe oeververbinding mettertijd hoogstnoodzakelijk. De Brialmontvestingen werden opgeofferd voor de Antwerpse ring. En om de Schelde te kruisen werd een tunnel gebouwd: de Kennedytunnel. Een brug werd ook in overweging genomen, maar het drukke scheepvaartverkeer maakte die oplossing technisch erg moeilijk en bovendien zeer duur.

Ook de Kennedytunnel raakte stilaan verzadigd door de niet te stoppen groei van het autoverkeer. Daarom werden in het begin van de jaren ‘90 er twee nieuwe oeververbindingen in gebruikgenomen. Het waren beide tunnels, één voor trams (Brabotunnel) en één voor autoverkeer (de Liefkenshoektunnel). Maar de mobiliteitsbehoeften blijven stijgen, en de stad raakt de laatste twee decennia terug in trek.

Linkeroever wordt herontdekt als één van de laatste gebieden waar de stad nog kan uitbreiden. Tijdens de architectuurmanifestatie ‘Stad aan de Stroom’, die in 1992 het debat over de stedenbouwkundige ontwikkeling van het Zuid, de Scheldekaaien en het Eilandje terug wilde aanzwengelen, namen verschillende architecten dan ook het idee van een Scheldebrug op in hun plannen.

bOb Van Reeth zag twee draaibruggen (één aan Sint-Anneke en één op Antwerpen-Zuid) de rechter- en linkeroever verbinden en de Schelde ontlasten. De Franse architect Yves Lion wilde de beide Scheldeoevers dichter bij mekaar brengen door de bouw van verschillende voetgangers- en autobruggen. Antwerpenaar Luc Deleu pakte in 1996 uit met een spectaculair ontwerp van een draaibrug ter hoogte van het Steen.

Met het plan 2012 dat Christian Leysen in de zomer van 2000 naar aanleiding van de Antwerpse gemeenteraadsverkiezingen lanceerde, werd het idee van een brug als vaste oververbinding door de politiek overgenomen. Het bestuursakkoord van het Antwerpse stadsbestuur voorziet een technische haalbaarheidsstudie voor de bouw van een Scheldebrug. Deze studie is onlangs met succes afgerond.

De ontwikkelingsplannen voor het Nieuw Zuid en het gebied aan het Galgenweel schieten inmiddels goed op. De mobiliteitsvraag zal alleen maar toenemen. Politieke moed en doorzettingsvermogen zijn nu vereist om de stad binnen enkele jaren een Scheldebrug te geven; een bindteken tussen de stadsdelen aan beide oevers en een landmark die de stad de uitstraling in binnen- en buitenland kan geven die ze verdient.

Auteur: Axel Polis